Eenenveertig
Reinders besefte dat mevrouw Jenkins niet thuis was of in ieder geval de deur niet opendeed, dus sloop hij de trap af en gluurde uit het zijraam.
‘Grace!’ Hij begon zijn overhemd dicht te knopen en de onderkant in te stoppen.
‘Vergeef me, kapitein. Ik wist niet waar ik anders naartoe moest.’
‘Is er iets met Liam?’ Hij stapte opzij, zodat ze kon binnenkomen. ‘Zit hij weer in de problemen?’
‘Nee, het is Sean,’ zei ze, nog altijd geschokt. ‘Er was een rel bij het gerechtsgebouw waarbij een man is neergeschoten. De politie kwam in de Harp naar Sean zoeken.’
‘O, mijn hemel.’ Reinders keek verbijsterd. ‘Weet je waar hij is?’
‘Ik ben naar het huis van de Osgoodes geweest. Marcy is aan het inpakken. Sean en haar vader zijn uren geleden al naar Illinois vertrokken. Zij vertrekt morgen en dan halen ze de karavaan naar Utah in.’
‘Gaat Sean ook mee?’
‘Dat weet ik niet. Ik denk het eigenlijk wel.’ Grace ijsbeerde door het portaal. ‘Hij werkt voor meneer Osgoode, ziet u. Hij helpt het geld beheren voor de pioniers, verkoopt hun eigendommen en zo. Dat gaat allemaal naar de kerk.’
‘Ik snap het.’
‘Daar werd over geklaagd en meneer Osgoode werd gearresteerd. Sean ging zijn borgtocht betalen, maar toen ze probeerden te vertrekken, stond er een bende herrieschoppers te wachten.’
‘En er is een man gedood?’
Ze knikte.
‘Heeft Sean dat gedaan?’
‘Dat zegt de politie.’
Reinders ging op de onderste tree van de hoogste trap zitten. ‘Dat is nogal ernstig. Wat gaan jullie doen?’
Grace ging naast hem zitten. ‘Marcy zegt dat hij lang genoeg in Illinois zal verblijven om mij te schrijven.’
‘En dan?’
‘Dat weet ik niet,’ bekende ze. ‘Ik weet niet eens waar Illinois ligt.’ Ze begroef haar gezicht in haar handen.
Hij keek even naar haar en stond toen op. ‘We hebben een borrel nodig,’ zei hij, pakte haar bij de hand en trok haar overeind. Hij ging eerst de zitkamer in, maar bedacht toen hoe heet en muf het daarbinnen was; bovendien waren de karaffen leeg. ‘Het huis is afgesloten,’ zei hij verontschuldigend. ‘Lars en Detra zijn in San Francisco, dus zit ik meestal boven in mijn kamers. Daar is het wel aangenaam trouwens,’ merkte hij op. ‘Er waait een briesje door het raam naar binnen en ik heb net een nieuwe fles whisky.’
‘Het is niet mijn gewoonte om ’s middags al te drinken.’ Ze beet op haar lip. ‘Maar ik probeer de hele dag al de boel een beetje op een rijtje te krijgen. Ik kán gewoon niet meer.’
‘Kom mee.’ Hij stak zijn hand uit.
‘Goed dan.’ Ze liet zich de lange trap op leiden naar zijn kamers, vlak bij de overloop.
Hij had gelijk, het was aangenaam hier, dacht ze terwijl ze rondkeek naar de ordelijke studeerkamer, de zeekaarten en papieren op het bureau, twee gemakkelijke stoelen en zijn slaapkamer achter een doorgang in de muur.
‘U hebt hier meer ruimte dan aan boord,’ was haar commentaar.
‘Ja, maar ik ben dol op die kleine hut. Ga zitten.’ Hij ging naar een buffet, haalde de whisky en schonk een royale hoeveelheid in elk van de twee glazen. ‘Drink dit maar leeg,’ beval hij terwijl hij haar een glas overhandigde. ‘Daar knap je van op.’
Ze begon gehoorzaam te drinken en voelde bijna meteen het effect van de drank op haar lege maag. ‘Bent u nog maar net thuis?’ Ze ging wat gemakkelijker zitten. ‘Of maakt u zich klaar om weer weg te gaan?’
‘Dat laatste.’ Hij ging zitten, vroeg zich af of dit het juiste moment was om het haar te vertellen en besloot toen dat hij dat het beste meteen kon doen. ‘Lars heeft een houthandel opgezet in San Francisco. Hij wil dat ik met het schip en een goede bemanning naar hem toe kom.’
Graces mond viel open van verbazing. ‘Gaat u dan voorgoed weg?’
‘Nee, maar voor een jaar of twee.’ Hij nam een grote slok. ‘Het zal me behoorlijk veel tijd kosten om daar te komen, en daarna zien we wel hoe het gaat.’
Grace, beverig als ze al was, had geen enkele weerstand meer; ze probeerde niet eens te verbergen hoe ze zich voelde. ‘Nou, we zullen u missen, kapitein. Liam zal u missen. Nu hebben we helemaal niemand meer.’
Reinders keek haar over de rand van zijn glas aan, van zijn stuk gebracht. ‘Jullie hebben de Livingstons nog,’ bracht hij haar nadrukkelijk in herinnering.
‘O, aye, die zijn goed voor ons geweest, dat is waar. Maar dat zijn eigenlijk Seans vrienden, hè? Ik denk niet dat we die nog vaak zullen zien nu hij weg is.’ Ze nam nog een slok, sloot haar ogen en liet haar hoofd tegen de rugleuning van de stoel vallen. ‘Misschien móet ik de kinderen wel meenemen naar Illinois,’ overwoog ze treurig.
‘Maar Jay dan?’ Hij moest het gewoon vragen.
Grace deed haar ogen open en keek hem aan. ‘Jay Livingston? Wat heeft die er nou mee te maken of we naar Illinois gaan?’
‘Nou, ben je niet…’ Hij fronste zijn wenkbrauwen, opeens onzeker. ‘Ik dacht dat jullie tweeën…’ Hij dronk zijn glas in één teug leeg. ‘Ben je niet met Jay?’
Graces mond begon te trillen. ‘Wat bedoelt u met: mét?’
‘Ach, je weet wel.’ Nu voelde Reinders zich verschrikkelijk slecht op zijn gemak. ‘Samen. Een stel. Verloofd.’
‘Bent u nou helemaal gek geworden, kapitein?’ Ze schoot in de lach. ‘Kunt u zich voorstellen dat een man als Jay Livingston ooit met iemand als ik zou trouwen?’
‘Ja,’ zei hij hulpeloos terwijl hij haar lieflijke gezicht bewonderde. ‘Dat kan ik me voorstellen.’
‘Nou, dan bent u dommer dan ik dacht, een echte eejit.’ Ze dronk haar glas leeg en keek toen boos naar de bodem. ‘En bovendien zou ik nooit met zo’n man als Jay trouwen. Ouwe vrijgezellen zijn het ergst,’ verklaarde ze, ‘jullie zijn zo koppig en vastgeroest.’
‘En jij niet?’ vroeg hij gekwetst.
‘Aye.’ Grace lachte opnieuw. ‘Ik ook, denk ik. Maar waarom zou u dat in ’s hemelsnaam denken over Jay en mij?’
Reinders haalde schaapachtig zijn schouders op. ‘Ik heb gezien hoe hij naar je kijkt,’ verzon hij ter plekke. ‘En hij praat voortdurend over je. En hij heeft de gewoonte aangenomen om Ierse whisky te drinken.’
‘U ook.’ Ze keek naar de fles op het buffet. ‘En volgens mij hebben we nu wel genoeg gedronken.’
‘Of juist niet.’ Hij vulde zijn glas opnieuw, terwijl zijn gedachten rondtolden: ze was hier, ze hield niet van Jay Livingston, ze ging waarschijnlijk naar Illinois, hij ging beslist naar San Francisco. Hij nam een besluit en sloeg zijn drankje achterover. ‘Ga met mij mee,’ drong hij aan. ‘Ga met mij mee naar het westen. Met de kinderen.’
Ze keek hem verbijsterd aan. ‘Wat zegt u nou allemaal in vredesnaam, kapitein? Ik kan toch niet zomaar mijn spullen pakken en naar zee gaan!’ Ze sprong overeind en begon te ijsberen. ‘Hoe moet dat dan met Liams vader – een ouwe slons, aye, maar nog altijd zijn vader. Die zou het nooit goedvinden, en terecht! Liam gaat zaterdags graag naar hem toe, al wil hij daar niet wonen, en hoe kan ik hem ooit in de steek laten?’ Ze stopte. ‘En hoe moet dat met mijn broer?’
‘Hij gaat ook naar het westen, zei je.’
‘Nou, maar dat weet ik niet zeker! Ik weet niet waar hij heen gaat of wat er gaat gebeuren! Ik weet dat hij hier niet kan terugkomen…’ Ze schudde haar hoofd. ‘En hoe zou ik Dugan en Tara ooit in de steek kunnen laten na alles wat ze voor ons gedaan hebben. Ze hebben mijn leven gered, dat weet u best! En ik ben ze geld schuldig. Nu hebben ze mij nodig, of niet soms? Ik wil hen niet in de boot nemen.’
‘Schip,’ corrigeerde hij dronken. ‘En ik heb geld. Dat mag je hebben. Alles. Geef alles maar aan hen. Doe ermee wat je wilt. Mij kan het niet schelen.’ Hij stond op, enigszins wankel. ‘Als je maar meegaat. Alsjeblieft, Grace.’
‘Ach, kapitein.’ Haar mond beefde en haar ogen vulden zich met tranen. ‘Dat kan ik toch niet doen.’
‘Nee?’
Ze schudde bedroefd haar hoofd; hij zag er zo verloren uit dat ze, toen hij zijn armen naar haar uitstak, meteen naar hem toe stapte.
‘Het spijt me,’ fluisterde ze. ‘God weet dat het me spijt.’
‘Mij ook.’ Hij liet zijn kin op haar hoofd rusten. ‘Ik ben een dwaas. Een echte eejit, zoals jij dat zo fraai zegt.’
Ze lachte en snikte tegelijk. Toen ze haar hoofd ophief om hem aan te kijken, kuste hij haar zachtjes op de mond. Ze trok zich terug en begon te praten, maar hij kuste haar opnieuw, en het was zo zacht en warm en teder dat hij dacht dat hij erin zou verdrinken.
‘Blijf bij me,’ fluisterde hij in haar oor. ‘Ik heb je nodig, Grace.’
Ze zocht zijn ogen, en hield een moment zijn blik vast. Toen pakte ze zachtjes zijn hand en leidde hem de slaapkamer in. Hoewel hij het nauwelijks durfde te geloven, keek hij toe terwijl ze zich begon uit te kleden. Toen haalde hij haar handen weg, knoopte haar blouse los en trok die over haar hoofd omhoog, keerde haar om en kuste de achterkant van haar nek terwijl zij haar kapsel losmaakte. Hij begroef zijn gezicht in die weelderige haardos en legde zijn handen om haar borsten.
Ze kusten elkaar opnieuw; hij droeg haar naar het bed en legde haar teder boven op de gladde lakens. Toen ging hij naar het raam en liet het zonnescherm zakken, zodat de kamer in een gedempte gloed gehuld werd. Hij kleedde zich snel uit, ging naast haar liggen en liet zijn hand over de lieflijke rondingen van haar lichaam glijden. Hij verlangde intens naar haar, maar was tegelijkertijd bang om te beginnen.
‘Is dit… goed?’ fluisterde hij terwijl hij het haar uit haar gezicht streek en in haar ogen keek, die ogen die hem opslokten als de zee.
‘Aye.’ Ze stak haar armen naar hem uit en trok hem opnieuw naar zich toe.
Toen kuste hij haar hartstochtelijk, nam haar in zijn armen, omving haar met zijn hele lichaam. Een koel briesje waaide door het open raam over het bed en het gordijn wapperde. Buiten vlogen vogels omhoog naar huis en riepen een afscheidsgroet door de tere pracht van de avondschemer. Vrede – eindelijk vond hij het woord– dit was vrede.
Later lag zij in zijn armen en vertelde hij haar zijn levensverhaal – hoe hij de boerderij had verlaten en verliefd was geworden op de zee – om vervolgens deemoedig te worden toen zij haar levensverhaal vertelde. Hij sloeg zijn armen nog steviger om haar heen en worstelde met het idee dat deze vrouw getrouwd was geweest met een wrede man, haar pasgeboren zoons had begraven, gevochten had om honger en ziekte te overleven en eindelijk met haar grote liefde trouwde, alleen om hem voorgoed te verliezen. En daarna zijn zoon te verliezen. Hij drukte zijn lippen op haar wang en proefde het vocht van haar stille tranen.
‘Trouw met me, Grace,’ fluisterde hij met bonkend hart.
Toen huilde ze nog harder, draaide zich om en begroef haar gezicht tegen zijn schouder. Hij begreep dat ze dat niet kon, dat haar hart nog altijd aan McDonagh toebehoorde en dat ze te eerlijk was om dat te verhullen.
‘Het geeft niet,’ mompelde hij en streelde haar hoofd, de dikke krullen op het kussen. ‘Ik kan wachten. Ik wacht wel.’
Ze dommelden dicht tegen elkaar in. Toen hij wakker werd, was Grace bezig zich aan te kleden. Het was al zo laat, zei ze; de Ogues zouden zich zorgen maken, ze moest nu gaan. Hij stond snel op en schoot in zijn eigen kleren; toen hield hij haar nog eenmaal in zijn armen, bij het raam, kuste haar en bestudeerde haar gezicht in het maanlicht. Daarna nam hij haar bij de hand en bracht haar de trap af, de keuken door, naar buiten, naar de stal, waar hij een lantaarn opstak. Ze ging naast de deur staan terwijl hij zijn paard zadelde en klom er toen op, met hem achter zich, zijn arm om haar middel.
Langzaam droeg het paard hen door de warme zomeravond, door het lamplicht van de straten, onder de ogen van de mensen die uit hun raam leunden of op hun dak zaten om het briesje op te vangen, langs de open deuren van rumoerige bars, langs de donkere steegjes, de stille parken. Reinders wenste dat hij deze vrouw altijd tegen zich aan kon houden, haar geur kon inademen, de wereld door haar ogen kon zien. Hij liet zijn mond naar haar nek zakken, kuste haar en bleef zo zitten.
Ze passeerden de slagerij, gingen de hoek om en toen het steegje in. Reinders stopte voor de deur, steeg af en tilde haar van het paard af, maar was niet in staat haar meteen te laten gaan.
‘Wil jij je nog bedenken?’ vroeg hij zo luchthartig als hij kon opbrengen. ‘Om mij te behoeden voor het hellevuur? Dit is je kans.’
‘Geloof jij dan in de hel, Peter?’ Ze deed een stap naar voren om zijn gezicht te kunnen zien in het licht dat door de geopende deur straalde.
‘Dat denk ik wel.’ Nu werd hij ernstig. ‘De hel is wat jij doorgemaakt hebt in Ierland. En Lily in Georgia. De hel is honger en slavernij en oorlog.’
‘En wat zou de hemel dan zijn? Volgens jou, bedoel ik?’
‘Met jou trouwen,’ zei hij eenvoudig.
Ze sloeg haar armen om hem heen en legde haar hoofd tegen zijn hart.
‘Je bent een goede man, Peter.’
‘Niet goed genoeg, helaas.’ Hij kuste haar boven op haar hoofd. ‘Maar twee jaar is een hele tijd. Alles kan nog veranderen.’ Hij deed een stap achteruit en keek haar aan. ‘Wil je me schrijven, Grace?’
‘Aye.’
‘En zul je… erover nadenken?’
Ze beet op haar lip en knikte toen.
Hij kuste haar nog één keer, zo lang en zo hartstochtelijk als hij durfde, en hield haar toen alleen vast. Ik zal deze vrouw niet verliezen, zei hij tegen zichzelf, hoe lang het ook duurt, hoeveel brieven ik ook moet schrijven. Ik geef het niet op.
‘Dat hoop ik ook,’ zei ze, terwijl ze hem in de ogen keek; toen liet ze hem los.